Bericht 26. — uit notitieboek. Het is nog steeds 6 februari en dit is bericht 2 van 4.
06-02-2022
‘Wat is het wachtwoord?’
Henk haalt zijn schouders op als ik hem vragend aankijk. We kijken naar de voordeur, alsof die zojuist (met zijn brievenbusbek) de vraag stelde. Het is Henk’s voordeur, al heeft hij geen sleutel en zoals nu blijkt, dus ook geen wachtwoord. Strikt gesproken is het dan niet zijn voordeur, maar die van zijn baas (of het) die (of dat) overduidelijk thuis is.
We wachten. De deur gaat niet open.
Het is blijkbaar echt de bedoeling dat er een wachtwoord gegeven wordt. Ik ben hier nog nooit binnen geweest, dus ik ken de regels niet. Het gekke is dat Henk het ook niet weet en die komt hier toch regelmatig.
Al vrij snel merk ik dat ik niet echt in de stemming ben hiervoor. Nadat Henk me ‘ophaalde’ uit de supermarkt ben ik emotioneel leeggelopen.
De hele weg terug naar huis loeide ik als een sirene terwijl ik in razend tempo op mijn rug langs de gracht voortbewoog.
Ja, ik vond het zelf ook gênant, dat brullen, maar ik kon niet stoppen. En geloof me, ik ben niet zo, echt niet. Ja, ik snap dat je nu denkt, uhu, die blêrt dus echt om alles.
Maar echt, de laatste keer dat me dat gebeurde moet tijdens mijn geboorte zijn geweest. Ik stel me zo voor op het moment dat ik op hardvochtige wijze kennis maakte met de eerste persoon die met geweld van me af wilde en me naakt en hulpeloos de ijzige kou instootte. Alleen al vanwege het enorme cliché (zowel de gebeurtenis als het gebruik van de metafoor), moet ik het op een hartverscheurend blèren hebben gezet. Daarna werd ik natuurlijk gezwachteld en getroost en beleefde zo tevens mijn eerste sadomasochistische ervaring van afstoten en aantrekken.
Gelukkig heb ik er maar een vage herinnering aan en ben ik meer als een kat en zet afgrijselijk trauma vrij snel van me af om vervolgens eens lekker in de zon te gaan liggen. Ik reken hier de afgelopen maanden overigens totaal niet toe. De tergende aard van de depressie behoort toe aan een heel ander beest.
Heb (of had) ik in mijn leven dan nooit stress of verdriet? Neu. Ja, bij tijd en wijlen ervaar ik wel eens een bottleneck, vooral als (stomme) gebeurtenissen zich clusteren, dan raak ik verstopt in mijn hoofd.
Wat zich dan voordoet in mijn bovenkamer kan ik niet goed duiden, want op het exacte moment van volledig dichtslibben ontstaat er een tijdsruptuur. Het begint met kortsluiting. Stroomuitval. En dan, je kent het wel, dat je dan ineens ziet dat de tijdsaanduiding op je apparaten knippert “00:00” en dat je je afvraagt grutjes, is de stroom uitgevallen? En hoe lang is ie al uit? Hopelijk zijn de vissticks in de vriezer niet ontdooid.
Tot nu toe heb ik geluk gehad en bevind ik me telkens gewoon thuis als mijn hersens eindelijk de aardlekschakelaar hebben gevonden en hem met zonder mijn medeweten weer hebben omgezet (slechts een keer zat ik in mijn badjas op het terrasje voor de bieb, maar toen was ik gelukkig in drie sprongen thuis). En dan is het niet alleen een verrassing hoe lang het heeft geduurd, tien minuten, uren, dagen, maar ook wat zich in die tijd heeft afgespeeld.
Dus nu probeer ik me sneller te uiten om de weg vrij te houden, de stroom te laten stromen, de boel op gang te houden en in deze wereld te blijven. Zeg maar.
Henk trekt een stuk brood van mijn jas en kauwt erop. Ik draai met geweld de achterkant van mijn jas naar voren. Naden kraken. Vleeskleurig polyester hangt nog slechts met draden aan elkaar en fluf dat eerder wit was en niet zichtbaar puilt uit de gaten. Gecombineerd vormen ze een gruwelijk, bijna levensechte schaafwond. Gaaf. De gorigheid van het sleepspoor doet me kokhalzen. Achter mijn ogen begint het te tintelen.
Ik hoor mijn eigen hartslag en voel hem bonzen tegen mijn slapen. Als een locomotief komt hij op gang en na de derde schep kolen gaat hij over op ongenadig bonken. Stoom zoekt een weg naar buiten. Mijn ribben breken bijna. Met een totaal onbegrijpelijke beheersing klop ik nog een keer.
‘Jaaahaa, wat is het wachtwoord?’ Achter de deur wordt gegiecheld.
Mijn oren slaan dicht door de druk die zich opbouwt onder mijn schedel. Ik kijk naar Henk. Henk stopt met kauwen. Ik stap naar achteren. Henk kijkt van mij naar de deur, van mij naar de deur naar mij en begint vanuit zijn keel te jammeren terwijl broodpap uit zijn bek valt. Splet.
En net als zijn stem mijn gehoorcentrum bereikt en hij iets roept, worden mijn tussenhersenen explosief geactiveerd en de frontaalkwab volledig omzeild. Een langgerekte fluittoon bedekt alles.
KLABAM! WHIIIEEEEEE!
Mijn zicht verdwijnt als een oude tv die uitgezet wordt en waarvan het beeld razend snel reduceert tot een stip.
“ZZzIPPP”
Ik zie nog net hoe een dikke vuile slof de deur intrapt.